vrijdag 20 januari 2012

Grote verrassingen

Het eerste verhaal dat ik ooit -ruim drie jaar geleden- heb geschreven.
Ik vind het, met de kennis van nu, tenenkrommend slecht.
Maar zal het nooit herschrijven.
Het herinnert me eraan hoe ik ooit begon en maakt dat ik blijf beseffen hoe je door oefening kunst kan baren.
Daarnaast is er ook nog een prozaïscher reden. 
Ik wil geen ruzie met de vrouw die wellicht de liefste reactie die ik ooit op een van mijn schrijfsels heb ontvangen krijgen.
@marjoleinjupijn:
Man... wil je hier alsjeblieft... nooit, maar dan ook nooit, een letter of woord aan veranderen !!! Het is helemaal goed :)))

Als de oudere heer Bekker op de ochtend van de 31e juli wakker wordt, realiseert hij zich eerst helemaal niet dat hij deze dag 45 is geworden, zo ontzettend jarig had hij zich de vorige dag al gevoeld.
Zijn gedachten gaan terug naar de dag van gisteren, de verrassendste verjaardag dag sinds de dag dat hij het geboortekanaal mocht verlaten.
Die dag reist de heer Bekker naar Laren, op uitnodiging van zijn zus: ‘kom om 3 uur langs, we hebben een verrassing voor je’!
Als hij een tijdje bij zijn zus Fieneke, zwager Ronald, neef Ruud en nicht Nadine heeft doorgebracht vraagt Fieneke wanneer hij voor het laatst gefietst heeft en geeft hem een fietssleutel :’kom op we gaan een eindje fietsen’.
Ruud, Nadine, Fieneke en de heer Bekker stappen op de fietsen, Ronald volgt met de auto, als de materiaal- c.q. bezemwagen voor het geval dat een van de fietsen of de heer Bekker in elkaar mocht storten.
Na een tijdje arriveren de fietsers bij een uitspanning op de hei, Nadine en Ruud gaan schommelen, Fieneke en haar broer instaleren zich op het terras met glazen bier.
Zij zijn zo in gesprek dat ze niet zien dat Ruud zo hoog schommelt dat hij met zijn voet een
wespennest van een boomtak schopt, het terras is meteen vergeven van de wespen, de hoogste tijd om af te rekenen en verder te fietsen.
Nadine wil graag in haar eigen tempo fietsen, ze fietst voorop, ze is een snel bewegende rode vlek die bij de net daarvoor nog lodderig tussen hun pony’s kijkende oerossen op de hei een stampede veroorzaakt.
Het viertal legt hierdoor het stuk hei tot het volgende wildrooster in recordtempo af.
Daar zaten 4 Soedanese vluchtelingen een heideschaap te roosteren, ze hadden waarschijnlijk op de inburgeringscursus de woorden “wild”, “schaap” en “rooster” wel geleerd, maar niet begrepen dat een wildrooster niet het Nederlandse woord voor barbecue is.
 Een eind verder leid een paddestoel tot enige verwarring, de weg naar Lage vuursche staat in 2 richtingen aangegeven, plotseling duikt er een forse kale kabouter uit het bos op.
‘U hoeft niet te schrikken hoor’ roept de kale kabouter ‘ik ben hier alleen om de weg te wijzen’
 Fieneke legt uit dat ze op weg is naar Lage vuren en vraagt welke weg ze moet kiezen.
‘Dat is heel eenvoudig’ zegt de kabouter, ‘u kunt hier rechts en later links gaan, maar het is ook mogelijk om eerst links aan te houden en vervolgens naar rechts af te slaan’.
 ‘Het heet niet voor niets Lage vuursche, alle wegen hier lopen schuin af naar beneden, u belandt vanzelf op de plaats van bestemming zoals water naar een doucheputje loopt’ gaat
 de kabouter verder.
‘We weten genoeg’ roept Fieneke. De kabouter salueert nichterig:‘at your service’
Uiteindelijk bereikt het bezwete viertal het dorp Lage vuursche en ploft neer op het terras van het pannenkoekenhuis jagersrust, er worden pannenkoeken en verfrissingen besteld.
‘Heb je al een idee wat de verrassing is’ vraagt Fieneke haar broer, ‘ik vond de kuddes wespen, zwermen oerossen en vleesverbrandende vluchtelingen eigenlijk al meer dan genoeg, voor een dag, heb je nog meer verrassingen in petto dan?’antwoordt de heer Bekker.
Ronald arriveert net als de bestellingen gebracht worden. ‘Papa!’roepen Nadine en Ruud, een beo in een kooi achter in het restaurant begint enthousiast mee te gillen.
Als een van de serveersters de kooi opendoet om het beest tot bedaren te brengen, ontsnapt het dier, vliegt laag over de tafels, wolken poedersuiker opwaaiend recht op de terrastafel waar de familie zit af.
Nadine laat van schrik haar vork vallen, zij bukt onder tafel om ‘m op te rapen. 
Als Nadine weer boven tafel komt, ziet ze de beo wegvliegen, hij heeft de brandende sigaret die Fieneke net had opgestoken in zijn snavel.
Boos zegt Nadine: ‘dat jij nou zo stom bent om te roken is tot daar aan toe, maar dat je dieren nou ook nog laat meeroken slaat alles’.
Fieneke legt maar niet uit dat dit helemaal haar bedoeling niet was, ‘vreemde vogels hebben de halve wereld’ mompelt ze.
Als de beo zijn pas verworven sigaret op heeft en weer helemaal tot rust is gekomen, keert de vogel vrijwillig naar zijn kooi terug.
‘Kunnen we nu eindelijk rustig eten’, zegt meneer Bekker, ‘als mama maar niet weer een sigaret opsteekt’, zegt Nadine, ‘je ziet wat daar van komt’.
Tijdens het eten blijft het een tijdje rustig, maar op het moment dat Fieneke wil afrekenen wordt het ineens donker, de zwerm wespen die degene die hun nest heeft vernield op het spoor zijn gekomen stort zich op Ruud, de stroop die hij zichzelf om de mond heeft gesmeerd, maakt de situatie nog hachelijker.
De familie zet het op een lopen, ‘we hebben nog niet afgerekend, we zijn toch geen eetpiraten’ , roept Fieneke , ‘niet zeuren, doorrennen’ roept meneer Bekker hijgend, ‘ik schrijf wel een verhaal over deze dag, dan stuur ik ze dat bij wijze van betaling’, ‘als je de naam van het restaurant dan maar goed spelt’, ‘jagerslust toch?’ vraagt meneer Bekker, ‘nee JAGERSRUST!’ brullen Nadine en Ruud in koor.
‘Ik geloof niet dat ik die naam goed gekozen vind` zegt Meneer Bekker‘, wat is er nou rustig aan als er op je gejaagd wordt’.
Ondertussen is de groep bij een midgetgolfbaan aangekomen, ‘dat is nou de verrassing’, zegt Fieneke, Meneer Bekker bromt iets van ‘eindelijk iets wat rustiger is ’.
Dan wordt Fieneke verrast, door de entreeprijs, ‘waarom is deze baan zoveel duurder dan die bij Oud-Valkeveen’ vraagt ze zich hardop af.
‘Het zal wel door de fraai vormgegeven sculpturen waar je de ballen door en omheen moet slaan komen’, zegt Ronald, die zullen wel veel onderhoud vergen.
Bij de eerst hole moeten de spelers hun bal in het decolleté van een vrouwelijke ‘holle bolle Gijs’ slaan, Ruud slaat meteen een ‘hole in one’.
Even later is Nadine zoek, het laatste is ze gezien toen ze achter een ketting verdween op zoek
Naar haar bal.
De ketting is daar om mensen met grote dikke lichamen te weerhouden door de bossagen te gaan banjeren, dus volgens Nadine niet voor haar bedoeld.
Als ze na een paar minuten later weer opduikt heeft ze een heel verhaal te vertellen: ‘er was daar een klein mannetje dat zich voorstelde met “ik ben dwerrrrug de midget”. Hij vroeg me ‘je vindt het toch niet errrrug om hersengolf met me te spelen’.
‘Hij was zo schattig’, vertelt Nadine, ‘hij legde me uit dat je alleen heel erg goed moest kunnen nadenken waar je de bal heen wilde laten bewegen, dan ging het verder vanzelf’
Nadine beweert dat ze wel uren gespeeld heeft, ‘ja hoor’, roept Ruud, ‘je bent maar een paar minuten weggeweest’.
Meneer Bekker zegt: ‘wat heb jij een fantasie, je zou schrijfster moeten worden’.
‘wist je dan niet dat ze ook verhalen schrijft’ vraagt Fieneke haar broer.
Ruud slaat nog wat “birdies”, “eagles” en zelfs een paar “albatrossen” op de resterende holes en wordt de beste van het stel, gelukkig zonder werkelijk slachtoffers te maken.
En zo verlaat een ieder de baan met dezelfde handicaps als waarmee ze aan de wedstrijd zijn begonnen en kan de terugweg naar Laren beginnen.
Meneer Bekker kan op de terugweg naar Laren geen “pap” meer zeggen, het lukt hem nog wel bij elke drankgelegenheid die gepasseerd wordt “kroeg” of ”bier”te stamelen, maar zijn familie weet hem te overtuigen dat het de hoogste tijd is om naar huis te gaan.
Thuisgekomen ligt iedereen uitgeput op de bank, meneer Bekker doezelt weg.
Sommige personen die op deze dag getuige zijn geweest van de hiervoor beschreven gebeurtenissen zullen zich deze dag misschien anders herinneren, het is mogelijk dat
Meneer Bekker overmand door zon, bier en vermoeidheid van de fietstocht de werkelijkheid een beetje uit het oog verloren is, geen enkel geheugen is onfeilbaar, lang leve de fantasie!

Deze pastiche van Great Expectations van Charles Dickens en Alice in wonderland / Through the looking glass van Lewis Caroll is opgedragen aan mej. N.M.E. de Haas.

Mijn lieve nicht is op dertienjarige leeftijd ongetwijfeld al een veel betere schrijver dan ik ooit zal worden.
 
Amsterdam augustus 2008, G.C.B.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten