Paus Benedictus maakte tijdens het
consistorie
voor de heiligverklaring van de
martelaren van Otranto bekend dat hij op 28 februari 2013 om
20.00 uur zou aftreden.
De 85-jarige Benedictus XVI trad naar
eigen zeggen af omdat hij door zijn hoge leeftijd niet meer de kracht
had om de functie van paus uit te oefenen, aldus een door het
Vaticaan uitgegeven verklaring.
Het ware m.i. beter geweest als zijne
schijnheiligheid had gezegd dat hij met schaamte en afschuw kennis
had genomen van alle schanddaden die zich al millennia in de Rooms
Katholieke kerk afspelen en daaruit zijn conclusie had getrokken.
Iets over knaapjes die als misdienaar
dienst hebben gedaan en misbruikt werden door geile papen die volgens
de moederkerk celibatair moeten leven of zo.
Maar ach, ik ben immers ook geen
woordvoerder namens het Vaticaan.
Ik spreek namens mijzelf, heb een
mening, voor wat dat waard is.
Goh, de Paus heeft er
geen kracht meer voor
Dat verkondigde Gerard
Joling ook al dikwijls
Maar die blijft ook
immer door jodelen
En aan tenenkrommende
televisieshows meewerken
De Paus is
een oude man
Is
uiteraard teruggetreden
Omdat...
Hij aan het
eind van zijn Latijn was
Paus
BenedictusXVI
Herr
Joseph Aloisius Ratzinger
Verlaat
de kerk
Voor het
zingen
Papam
Interruptus
Een Duitse
Paus die zich terugtrekt?
Ik
vertrouw het niet helemaal
Zal me
niks verbazen als hij binnenkort Polen binnenvalt
Om met Wim
Kan te spreken:
"hoe
kan iemand aftreden die nooit is opgetreden."
De RK-Kerk is een criminele organisatie
Misdienaar
Misbruik
Homofobie
De
verspreiding van HIV niet helpen voorkomen
Holocaustontkenners
in bescherming nemen
Opdoeken
die bende
En
vervolgen voor hun misdaden!
De paus gaat sinds zijn terugtreden
door het leven als Zijne Heiligheid Benedictus XVI en wordt nu
aangeduid als Paus Emeritus.
Hij is de vijfde Paus die bij leven
terugtreedt en de tweede Paus die dit vrijwillig doet.
Na
het vrijwillig terugtreden van Bendictus XVI volgde
de 'Sedes
Vacatio',
de tijd van de 'lege stoel'.
Op 28 februari nam de 265e plaatsvervanger van Petrus afscheid van het College van Kardinalen.
Daarna vertrok hij met een helikopter naar zomerresidentie Castel Gandolfo.
Uiteindelijk werd ons geduld beloond en werd er op 13 maart
2013 Jorge Bergoglio, op de tweede dag van het conclaaf, in de vijfde
stemronde tot Paus Franciscus gekozen.
Hij is de eerste
niet-Europese paus sinds de SyriërGregorius
III (731-741), de eerste Paus van het Westelijk halfrond en de eerste Jezuïet die Paus is geworden.
Weer
eens iets anders
Normaal
gesproken moet de ouwe paus eerst deaud
Voordat
er een kudde kardinalen in conclaaf gaat
En
wij ons dan na weken rijp beraad
Mogen
verheugen
Op
een opvolger
Er
eindelijk witte rook opstijgt
De
klokken van de St.Pieter worden geluid
Habemus
Papam Franciscum
Ladies
and Gentlemen:
We
got him!!
Een
nieuwe Paus
Oud
klokgelui
Ben
benieuwd
Wie
er met zijn klepel speelt
Dezelfde
avond was #Beverballen Trending Topic op Twitter.
Er
ontstond vooralsnog ietwat verwarring en dan vooral bij mij.
Het
bleek hier een programma van de KRO, 'de Keuringsdienst van waarde'
over bevergeil te betreffen dat de volgende dag zou worden uitgezonden.
En
dus toch geen ingelaste gezamenlijke uitzending van KRO en RKK over
de sekstest van de nieuwe Paus.
Bevergeil schijnt uit de anaalklieren van bevers te worden gewonnen en gebruikt te worden om aan voedselproducten zoals ijs een vanillesmaak toe te voegen.
Mocht u aan dit blog tot nu toe nog geen vieze smaak in de mond hebben overhouden kunt u het eerste deel van de bovengenoemde documentaire hier terugzien.http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1331722
Het
thema dit jaar is tsjilp
tsjilp, de literaire zoo.
Het
idee voor de Boekenweek is in de jaren '30 ontstaan, overgenomen uit
Italië.
In
de jaren '20 werd deze onder het regime van Benito Mussolini
ingevoerd omdat de fascistische leider vond dat boeken een goed
middel zijn om propaganda te bedrijven en het volk beschaving bij te
brengen.
De
boekwinkels zijn al weken gevuld met boekjes van schrijvers die ooit
wel eens een dier zijn tegengekomen.
De
onderwerpen van de aangeboden geschriften lopen uiteen van de liefde
voor het huisdier, dieren in de oudheid, het beest in de mens, de
smaak van gekookte of gebraden dieren en er zijn tientallen bundels
met dierengedichtjes.
Er
is zelfs een pocket over dieren die in de oorlog zijn gestorven,
dolfijnen die zeemijnen opspoorden, honden die antitankgranaten
detecteerden en duiven die werden afgeschoten bij het overbrengen van
geheime boodschappen.
Murk wordt wakker met pijn in zijn
rug, hij weet niet of dit komt omdat hij de vorige dag te lang in een
verkeerde houding achter zijn laptop heeft gezeten of door de pen
waarmee hij 's avonds nog aantekeningen heeft gemaakt en die hij bij
het ontwaken onder zijn lichaam aantrof.
Vanavond zal het Boekenbal worden
gehouden, de genodigden is verzocht met een wild accent dat aan het
thema van dit jaar refereert naar het festijn te komen.
Karel Nooitgedacht heeft twee
uitnodigingen voor het schrijvers- en uitgeversfeest vervalst en wil
daarmee
proberen zich samen met Murk naar binnen te bluffen.
Murk
heeft met Edwina afgesproken haar hangbuikzwijntjes Knor en Unox te
lenen om aldus geheel in stijl te kunnen verschijnen.
Hij
hoopt dat de aanblik van de dieren de controleurs zo zal afleiden dat
zij niet al te scherp naar de invitaties zullen kijken.
Karel
en Murk hebben aan het begin van de avond afgesproken, maar tot die
tijd wil Murk zich aan een nieuw beestachtig hoofdstuk gaan wijden.
Het
ochtendjournaal brengt verheugend nieuws over een van de vier
zeehonden die een maand geleden uit de zeehonden-crèche in
Pieterburen zijn ontsnapt.
Seppe
bleek in het Tjongerenkanaal bij de Friese plaats Mildam te zijn
ondergedoken.
Een
medewerker van een restaurant zag het beest langs komen zwemmen en
belde met de beheerster van de crèche, Lenie 't Hart.
Deze
alarmeerde hierop onmiddellijk de autoriteiten zodat er afzettingen
onder naburige bruggen konden worden aangebracht om te voorkomen dat
het dier in de richting van de Fryske meren kon ontkomen.
Het
is nog niet gelukt het dier te vangen.
Na
dit bericht volgen er beelden van een Japanse minister die de vorige
dag is afgetreden omdat hij tijdens een persconferentie de indruk
wekte dat hij dronken was.
Het
papperige slaperige hoofd van de bewindsman doet denken aan de met de
kop knikkende speelgoedhondjes die sommige mensen op de hoedenplank
van hun auto plegen mee te voeren.
De
bestuurder beweert dat hij niet beschonken was maar dat zijn
gesteldheid het gevolg is van het gebruik van een medicijn tegen de
griep.
Hij
is niet de eerste politicus die door drankmisbruik in opspraak is
gekomen.
Jan
Pronk - minister van ontwikkelingssamenwerking tijdens het kabinet
den Uyl - reed ooit na het drinken van twee flessen alcoholica
zwalkend op een stepje door Den Haag.
De
voormalige president van Rusland, Boris Jeltsin, was tijdens een
tussenstop in Ierland niet in staat om zijn vliegtuig te verlaten om
zijn ambtsgenoot te begroeten en liep tijdens een verblijf in
Washington in 1995 stomdronken en slechts gekleed in onderbroek op
straat.
Toen
een lid van de Amerikaanse geheime dienst hem een paar honderd meter
van het Witte Huis oppikte probeerde hij net een taxi aan te houden
en mompelde dat hij een pizza wilde gaan halen.
Daarnaast
is het een publiek geheim dat Wim Duisenberg, eveneens minister in
het kabinet den Uyl ook meer dan eens is aangehouden omdat hij iets
te veel met alcohol op had.
Volgens
Murk werd er in het kabinet den Uyl best wel veel gezopen.
Hij
meent zich vaag te herinneren dat er indertijd ook een aquavitje met
Henk Vredeling, de minister van defensie, is geweest en dat de
mannenbroeders van ARP-huize zich tijdens de ellenlange
kabinetsvergaderingen op de late avond ook niet onbetuigd hebben
gelaten.
Het
journaal eindigt met luchtiger nieuws over Barbie die deze dag
vijftig jaar is geworden.
Ze
oogt jonger dan ooit en heeft dus klaarblijkelijk nog geen plastische
chirurgie nodig.
Murk
wil beginnen met schrijven, maar wordt vooralsnog afgeleid door een
tafereeltje dat zich in zijn blikveld afspeelt.
Er
paraderen eenden over de steiger voor de ark in het
WillemBrakmankanaal.
Sinds
ma Hemelsoet in het EduardDouwesDekkerHuis is opgenomen verricht
Murk zijn schrijfwerk in de huiskamer en ziet ze elke dag voor het
raam langs waggelen.
Er
schiet hem te binnen dat er nog twee rollen beschuit in het
keukenkastje liggen en omdat hij niet de minste behoefte heeft het
licht verteerbare ontbijtproduct te verorberen bedenkt hij een nieuw
spel.
Het
moet toch ook mogelijk zijn om met de platte ronde stukken
broodvervanger die in rollen van dertien stuks worden verkocht te
sjoelen.
Hij
loopt naar buiten om het te proberen maar het lukt hem niet de
watervogels te raken.
Murk
koestert een herinnering uit zijn vroegste jeugd.
Ma
Hemelsoet had een zieke eend in de tuin aangetroffen en verzorgde het
beestje een paar maanden.
Het
daarop volgende jaar was het dier weer helemaal opgeknapt en kwam
haar dankbaarheid voor de geboden hulp betonen en deed dit door
regelmatig met een trits kuikens over het tuinpad te defileren.
Er
zijn meer vogels in de tuin, Murk ziet ze vliegen, maar kent de
soortnamen van de meesten niet. Wellicht is er onder hen wel een
zwaluw aanwezig, de lente is duidelijk aan zijn opmars begonnen.
Het
wachten is op meerdere exemplaren die de zomer kunnen maken.
Het lukt Murk tot het eind van de
middag zonder verdere noemenswaardige onderbrekingen te blijven
schrijven en dan is het tijd de avondmaaltijd te gaan bereiden om op
tijd voor de afspraak met Karel te kunnen zijn.
Hij laat zich de blinde vink goed
smaken en verkruimelt alvorens hij vertrekt de overgebleven
beschuiten en legt de stukken voor de eenden op de steiger.
Er is nog voldoende tijd over om
onderweg naar Karel bier te gaan halen.
Murk opent in afwachting van de komst
van de pont alvast een blikje en neemt plaats aan een van de
picknicktafels die aan de boorden van de Doolaard staan en knijpt
zijn ogen dicht tegen de felle lentezon.
Er wipt een konijn op nog geen meter
afstand door het gras.
Murk bedenkt dat hij helaas geen
wortels op zak heeft, maar er is meer dan genoeg jong groenvoer
voorhanden.
Hij drinkt zijn bier en concludeert in
navolging van Willem Kloos dat de natuur best mooi is als je er iets
te drinken bij hebt.
Een jong punkachtig meisje merkt het
konijn niet op en banjert op haar soldatenkistjes door het gras.
Murk maakt haar attent op de
aanwezigheid van het beestje.
“Hé pas op, je loopt door zijn
avondeten!”
Een klein jongetje aan de hand van zijn
vader komt naderbij en vraagt Murk of het zijn konijn is.
Murk schaterlacht.
Murk
is ruim op tijd op de plek waar hij Karel zal ontmoeten.
Er
zit nog niemand op het bankje voor de Vondelkerk.
Murk
neemt plaats en kijkt naar de overkant van de gracht, een gedeelte
van het grasland ligt nu nog braak, er lopen enkele pas ingeweide
schapen, maar het volgend jaar zal daar ook nieuwbouw staan.
Het
bier is al bijna op en Karel is veel te laat.
Murk
wil naar de JanCampert om meer bier te gaan halen en belt Karel om te
vragen waar hij toch blijft.
Het
duurt een tijdje voordat deze de oproep beantwoordt.
“Hè
waar zit je man en waarom nam je niet meteen op?”
Karel
brullacht.
”Ach,
ik vind mijn nieuwe beltoon zo leuk, ik zal hem je straks wel laten
horen.”
Murk spreekt met Karel af dat hij eerst
bier haalt en dan naar de flat van Edwina aan de Koos van Zomerenlaan
gaat en hem dan wel voor het GijsbrechtvanAmstel-theater zal
ontmoeten.
“Anders bel ik je nog wel, dan kan je
nog een keer naar je beltoon luisteren.”
“En vergeet de uitnodigingen niet!”
Zodra de deur van de flat van Edwina
opengaat springen Knor en Unox enthousiast tegen Murk op.
Edwina doet hen de glitterhalsbanden om
en overhandigt haar neef de leibanden, ze vertelt dat de zwijntjes
net in bad zijn geweest en drukt hem op het hart goed op de dieren te
passen.
Murk gaat op weg naar het theater, het
kost hem moeite de uitgelaten zwijntjes in bedwang te houden.
Hij heeft geen hand vrij om een blik
bier te openen, laat staan alle voorbijgangers die naar het ongewone
trio zwaaien terug te groeten.
Karel zit al met een biertje op een
bankje in het midden van het Arthur Japinplein.
Hij haalt de nagemaakte uitnodigingen
uit zijn binnenzak en toont ze Murk.
Murk knikt goedkeurend en voldoet aan
het verzoek van zijn vriend om diens mobiele nummer in te tikken.
De telefoon van Karel produceert het
luide gemekker van een koor geiten, de geluiden die over het plein
schallen maken de zwijntjes bijkans wild.
Murk is blij dat hij Unox en Knor
stevig aan het bankje heeft gebonden.
Karel is in een voor zijn doen erg
complimenteuze bui.
“Mooie nieuwe broek heb je aan, staat
je goed.”
Murk is te verbaasd om gelijk op de
loftuiting te reageren.
Karel is nog niet uitgesproken.
“Je figuur zit er nog niet in.”
Murk is blij dat Karel nog steeds de
oude blijkt, nu kan hij tenminste terug gaan katten.
“Ach, jij kan het immers ook niet
helpen dat je modebewusteloos bent.”
Murk bekijkt de invitaties voor het
bal, ze zien er in zijn ogen goed uit, hij spreekt de hoop uit dat ze
de vergelijking met de originele kaarten kunnen doorstaan.
Karel reageert laconiek op zijn
twijfels.
“Als we niet binnenkomen kunnen we
altijd nog naar Fantasio gaan.”
In de concertzaal wordt elk jaar een
alternatief boekenfeest gegeven voor degenen die geen kaartje voor
het eigenlijke bal hebben weten te bemachtigen.
Dit keer is er een Friezenbal met
Friese literatuur en muziek, de dichters en performers Tsead Bruinja,
Anne Feddema, Hidde Boersma en Cornelis van der Wal zullen voordragen
uit eigen werk.
Het wordt drukker bij de ingang van het
Gijsbrecht.
Karel en Murk hebben stilaan genoeg
gedronken om de moed op te kunnen brengen zich bij de rij aan te
sluiten.
De portier kijkt wantrouwend naar de
kaarten, maar als Knor en Unox aan zijn pijpen beginnen te knabbelen
trekt hij zijn schouders op en laat het viertal snel door.
Karel en Murk betreden de rode loper.
Ze moeten de nijging bedwingen om luid
te lachen en hard te gaan rennen.
Achter zich horen ze de deurwachters
met elkaar praten.
“Ja, ik ken al die gasten ook niet
hoor, maar dat zegt niets, lees jij dan wel eens een boek?”
Murk en Karel schrijden door de zalen,
ze spiegelen de uitdrukkingen op de gezichten van de andere bezoekers
in de hoop dat ze er uitzien als echte schrijvers.
Murk ontdekt een bar, hij haalt twee
bier, waar tot zijn verbijstering niet voor hoeft te worden
afgerekend en drukt er een in de hand van Karel, deze slaat zijn glas
steil achterover en begint nu zijn zenuwen een beetje ontspannen
hardop te dichten.
Hier aanwezig te zijn
Of niet te zijn
Dat was de vraag
Maar nu kunnen we tenminste zeggen
Dat we er zijn geweest
Murk herinnert zich plotseling dat hij
Karel op de avond van de Elfstedentocht op de televisie heeft gezien.
Hij informeert of zijn vriend daar
inderdaad bij is geweest en krijgt een bevestigend antwoord.
“Ja, dat klopt, ik kwam nog iemand
tegen van wie jij de groeten moest hebben, ken jij... hoe heet ze
ook al weer......... Eartha?”
Murk
MonaLisalacht.
“Ja,
die heb ik heb inderdaad wel eens ontmoet, ik heb trouwens ook al
eens over haar geschreven.”
Karel en Murk worden meer en meer
dronken.
Ze vallen nauwelijks uit de toon, er
zijn verscheidene aanwezigen die al verder op weg naar de hoogste
trede van de ladder der laveloosheid zijn.
Een schrijver met Marokkaanse roots met
een glas absint in zijn hand loopt op hen af, steekt zijn hand uit en...begint Unox en Knor te aaien.
“Welkom in het beloofde varkensland,
het is niet erg Halal om zulke dieren mee te nemen, zijn ze van u?”
Murk stelt Unox en Knor voor en legt
uit dat ze aan zijn homoseksuele nicht Edwina toebehoren.
De man proest.
“Kijk dan maar uit dat ze niet van
een flat gegooid worden.”
Murk en Karel lopen verder, af en toe
herkennen ze een auteur, maar veel vaker moeten ze elkaar vragen wie
de persoon in kwestie is.
Karel wijst op een grijzende versie van
Art Garfunkel.
“Wie is dat alcohologram?”
“Kessels, J Kessels geloof ik, maar
ik weet niet meer precies waar de 'J' voor staat.
“Hé daar heb je Rudy Blouwkaus!”
Murk probeert Karel de juiste naam van
de winnaar van de P.C. Hooft-prijs duidelijk te maken.
Karel wenst te volharden in zijn
verbastering.
Bij de retirade staan drie in catsuit
geklede jonge vrouwen van de internetredactie van de nationale
nieuwszender.
Ze drukken passanten kaartjes met
daarop namen van befaamde dieren in de hand en
proberen hen te verleiden aan een
filmpje mee te werken.
Karel en Murk lopen snel door en kijken
van een afstand toe hoe bekende Gedogianen pogingen doen om de
geluiden van de desbetreffende dieren te produceren.
Gerrit Komrij schittert in zijn
rol van Gerrit de
Glimworm, Beau van
Erven Dorens grauwt de hoofdpersoon uit de film Jaws
na, Hans Maarten Timotheus Krabbédoet in zijn rol
van Tim de Beer
enkele
onzekere passen,
Frenk van der Linde
is een erg vroege paashaas en Midas Dekkers zingt vals over een van
de rendieren van de Kerstman.
De bioloog vraagt of hij later op de
avond als zijn neus ten gevolge van de inname van drank nog iets
roder is geworden nog een herkansing kan krijgen om Rudolph na
te doen.
Burgemeester Cohen tracht met zijn
handen de tuimelingen van Flipper weer te geven, Henk
Schiffmacher trekt de vergelijking tussen het Paard van Troje en
Heleen van Royen en Matthijs van Nieuwkerk weet zich geen raad en wil
het kaartje met de naam van de viervoeter die hem het meeste angst
inboezemt eigenlijk meteen weer teruggeven.
Karel hinniklacht, de presentator heeft
in zijn dagelijkse talkshow nooit blijk gegeven er moeite mee te
hebben om mister Ed, het sprekende paard, te imiteren.
Het lukt vicepremier Plasterk in eerste
instantie niet om iets met het schaapDolly te
beginnen, maar dan herinnert hij zich dat de ooi naar de rondborstige
country en western zangeres Dolly Parton is genoemd omdat het beest
uit stamcellen van een borst is gekloond en hij besluit dan maar de
weelderige vormen van de diva uit te beelden.
Freek en Hella de Jonge dragen
gezamenlijk een versje over Rupsje Nooitgenoeg voor.
De tekst van Eric Carle is voor bijna
elke gelegenheid te benutten.
Zo werd het bijvoorbeeld in de
voormalige DDR als antikapitalistische propaganda aangewend en
gebruikte minister van Financiën Gerrit Zalm de naam van de
vlinder-larve om zijn collega Ad Melkert als een wezen met een
overmatige drang tot het overschrijden van zijn budget af te
schilderen.
Murk moet aan een vuige roddel over de
vermeende zuinigheid van Freek de Jonge denken die al jaren in de
uitgaansgelegenheden van het grachtengordelgetto van de hoofdstad de
ronde doet.
De cabaretier zou de gewoonte hebben
ontwikkeld om als het in de kantine van de plaatselijke voetbalclub
op betalen aankwam altijd met een bankbiljet van honderd Gedogiaanse
florijnen te gaan wapperen om te kunnen profiteren van het feit dat
er altijd onvoldoende wisselgeld in de kas aanwezig was en aldus
gratis te kunnen drinken.
Maarten Spanjer schijnt toen hij de
volksvermaker ooit eens tijdens een van zijn fameuze
kroegtijgersluipgangen op zijn weg vond nog een fraaie opmerking over
dit gedrag te hebben gemaakt.
“Hé Freek is dat nou nog steeds
datzelfde briefje?”
Het gerucht gaat dat Spanjer en de
Jonge sindsdien in onmin leven en dat in veel drankgelegenheden de
coupures van honderd florijn tegenwoordig ook wel Freekjes
worden genoemd.
Karel wil van Murk weten of hij over
hun ervaringen op het bal gaat schrijven.
“Ja, ik denk het wel, ik zal de draak
met iedereen steken, maar natuurlijk zonder man en paard te noemen.”
Karel grijnst en loopt bijna Harry
Mulisch omver.
Hij wil meteen van de gelegenheid
gebruik maken om een gesprek met de auteur te beginnen, maar Murk
weerhoudt hem hiervan, voert hem terug naar de bar en trakteert hem
op meer gratis drank.
Er schiet Murk een uitspraak te binnen
die de krasse schrijver ooit tegen een psychiater zou hebben gebezigd.
“Het wordt hoog tijd dat u eens naar
een goede psychopaat gaat.”
Karel lacht, hij kende het citaat al
van de vorige keren dat Murk het hem verteld heeft en verzint een
nieuwe naam voor een nog te schrijven verhaal.
“Onder idioten of voer voor
psychoten.“
“Kom we gaan aapjes kijken,” roept
Karel.
Hij trekt Murk mee naar de
centrale zaal van de schouwburg, waar een uit hout en papier-maché
opgetrokken stellage, de apenrots voorstellend die symbool moet staan
voor de
natuurlijke topos van de gemiddelde Gedogiaanse schrijver is
geconstrueerd.
Op het moment dat Karel en Murk de voet
van de rots bereiken bevindt Cornald Strindberg, de auteur van Lauwe
Zondagen zich op de top.
Hij helt dronken voorover en schreeuwt
hard naar zijn uitgever, twee meter lager.
“Hé van Oorschot waar blijft mijn
voorschot!”
De uitgever beent gegeneerd weg en
bromt in zichzelf.
“Dat krijg je ervan als je je niet
aan je afspraken kan houden, je bent gewoon contractgestoord.”
Murk verliest Karel uit het oog, maar
treft hem na een tijdje ronddolen weer bij de apenrots.
Hij staat omstuwd door een tiental
toehoorders luidkeels over zijn kwaliteiten als dichter en drinker op
te geven.
Het vlees der alcoholistische poëten
is zwak
Maar wel goed gemarineerd
Karel beledigt links en rechts nog
enkele omstanders.
De meesten kunnen er wel om lachen,
omdat ze denken dat hij het over de anderen heeft.
“Ik drink vaak te veel om andere
mensen interessanter te doen lijken.”
“Moet zeggen dat jullie me nu best
wel meevallen.”
“Hé Bart Chabot, broodschrijver,
waarom drink je water?”
“Mensen die water drinken hebben iets
te verbergen.”
De blik van Karel valt op Murk die al
een tijdje van een afstand lachend heeft staan toekijken.
Hij introduceert hem bij zijn nieuwe
tijdelijke vrienden.
“Heren, ik ben slechts een armzalig
dichter, ik kan niet in de schaduw van de schoenen van deze man
staan.”
“De beste romanschrijver die ik ken,
Maarten Hubertus Hemelsoet!”
Er worden links en rechts wenkbrauwen
opgehaald, een persoon gaat zelfs tot fronsen over.
Hij roept de vraag op waarom dan nog
nooit iemand van hem gehoord heeft.
Karel pakt het dichtstbijzijnde glas
bier van een tafeltje en vervolgt zijn betoog, maar raakt allengs de
draad kwijt.
“Hij is een aanstormend talent, hij
heeft alleen een ietwat langere aanloop genomen.”
“Na een lange zwarte sabbatical is
hij als een Phoenix uit de as herrezen en nu van plan zoden aan de
dijk te gaan zetten.”
“Hij leidt een zeer gelijkmatig
leven, net als ik.“
“Elke dag dronken zijn is immers ook
een regelmatig leven en hij zal nu hij zijn verleden heeft afgeschud
zeker de ene faustdikke roman na de andere gaan afleveren.”
“Vondel is dood, Geert Mak heeft het
te druk met zijn televisiewerk.”
“Dus als u op de grote roman over de
hoofdstad van Gedogia zit te wachten moet u het toch echt van hem
hebben.”
“Hij praat meestal te veel, dus is
het goed dat je zijn teksten ook kan lezen als je geen zin hebt om
naar hem te luisteren.”
“Het vergelijken van poëzie met het
schrijven van romans is natuurlijk zoals tussen appels en peren,
soms moet je eieren voor je geld kiezen, want je kan niet altijd alles
voor een appel en een ei aanschaffen zonder je knollen voor citroenen
te laten verkopen en dat is voor de kat die in die zak verblijft ook
niet echt leuk.”
Er wordt gelachen.
Murk lacht het laatst en het hardst.
Er wordt door een van de omstanders
gevraagd wanneer ze die boeken van Murk dan kunnen verwachten.
Karel ontsteekt in toorn en vuurt nog
enkele losse flodders af.
“Je weet toch dat je een poepende
hond niet in de aars moet kijken.”
“Heb jij dan al iets geschreven dat
de moeite van het lezen waard is?”
“Sta jij dan zo hoog in de kloot
top100?”
Murk probeert Karel een beetje te
beteugelen, hij voegt hem toe dat een beetje nuance tegenwoordig wel
usance is, maar Karel ontdekt net dat het gezelschap dat zich rond
hem heeft geschaard niet meer uitsluitend een hengstenbal is en richt
zijn pijlen nu op de toegestroomde aangeschoten vrouwen.
“En dan denkt Mien en elke Trien ook
nog dat ze een boek kunnen schrijven, ze moeten zo nodig uit gaan
leggen wat je moet voelen, natuurlijk houden mannen ook van mensen,
maar die hebben niet altijd tijd om aardig te zijn, er is tenslotte
nog veel te doen en veel om voor te zorgen.”
“Vrouwen
hebben het makkelijker, die hoeven niet te zuipen om hun gevoel boven
te laten drijven.”
“Waarom schrijven jullie niet iets
minder eufeministische boeken, meer joywriting, geen chicklit maar
clitlit, pornografische feminiene literatuur.”
“Jullie willen allemaal de nieuwe
Joyce Nooitnat worden, maar het kan toch allemaal best iets
sappiger.”
Er klinkt boegeroep en gefluit uit de
vrouwelijke hoek.
Karel trekt zich er weinig van aan en
begint een anekdote te vertellen.
“Renate Dorrestein schreef in een van
haar boekjes over haar vaginale droogheid, ze kwam niet op het idee
dat de oorzaak van deze kwaal misschien wel gelegen was in de manier
waarop zij schrijft, maar liet een advertentie van een product dat
dit ongemak kon verhelpen in het boek afbeelden.”
“Een lezeres toog met het boek naar
een drogisterij en toonde de verkoopster de annonce en deze begreep
haar verkeerd.”
“We verkopen hier geen boeken.”
Karel's monoloog wordt steeds
ongerijmder en hij begint de openingsscène van de pornofilm 'Deep
throat' te beschrijven.
“De hoofdrolspeelster, Linda Lovelace,
heeft problemen met het tot een seksueel hoogtepunt te komen, ze
bezoekt een arts die constateert dat haar clitoris zich op een
ongebruikelijke plek, in haar keel, bevindt.”
“Dat is wat je noemt een kuttekop!”
Het komt Murk voor dat Karel het
strijdperk beter kan verlaten voordat hij nog meer opzien baart. Het
aantal mensen dat nog om hem lacht neemt snel af, de stemming wordt
dreigender, maar Karel heeft zich alweer in een discours met een
jonge langharige dichter gestort.
Het gesprek verloopt vooraleer vrij
rustig, maar dan ziet Karel een draad aan de jas van de man hangen en
wil hij hem behulpzaam zijn door deze er met een aansteker af te
branden.
Murk
ziet dat de hulp niet echt als zodanig begrepen wordt en probeert met
een grap een clash tussen
de beide poètes
maudet te voorkomen.
“Pas op Karel, sommige mensen hebben
een kort lontje!”
Beide dichters lijken de weg behoorlijk
kwijt te zijn.
Murk probeert hiervan gebruik te maken
om de zelfbenoemde grote dichter opnieuw mee naar de bar te slepen.
Karel stemt in met het voorstel.
Murk en Karel nemen plaats op de
laatste twee lege krukken voor de tapkast.
Karel bestelt twee bier en ontdekt
naast zich een vrouw met kortgeknipt rood haar.
Zonder haar iets te
vragen stelt hij vast dat zij er ook vrij dorstig uitziet en geeft de
bardame de opdracht haar ook iets in te schenken.
De vrouw is niet dorstig genoeg om op
het aanbod van corpulente mannen van middelbare leeftijd in te gaan en zij deelt Karel op hoge
toon mee dat ze er ook niet erg van gediend is dat hij haar als 'lekker dier' betitelt.
Karel helt over naar de andere kant van
zijn kruk en wendt zich verongelijkt tot Murk.
“De juffrouw is toch een dier, een
zoogdier, vraag het Woutertje Pieterse maar.”
Murk ziet in zijn ooghoek een man
opstaan en op de bar afkomen en poogt Karel te breidelen.
“Chill man, niet iedereen is
onderdeel van jouw dierentuin.”
De man komt naast hen staan, verzoekt
Karel vriendelijk om de dame met rust te laten en spreekt zijn
scepsis uit over de legaliteit van hun aanwezigheid op het bal.
“Ik vraag me trouwens af hoe de heren
door de boekenballenballotage zijn gekomen.”
De lol is er af voor Karel, hij wil
naar buiten.
Murk vindt het ook de hoogste tijd om
van plaats en handeling te veranderen.
Ze verlaten de bar en gaan op en onder
in de drukte van het plein.
Voor de hamburgergigant op het
Jan Hein Donnerplein staat een groepje jongens met een gettoblaster
waaruit luide hiphop klinkt.
Karel rept zich erheen.
Murk drentelt er achteraan en is er
getuige van dat Karel met de gangstabeats begint mee te blèren.
De oppassende globaliserende
wereldburger
Blijft op de plaats rust
Veilig thuis is men beter af
Dan op straat overreden
Door een pizzacoureur
Wees maar doorsnee
Beter laf dan maf
Het lijkt erop dat de inbreng van de
vette ouwe onderkoelde lul toch nog wel enigszins geapprecieerd
wordt.
Slechts af en toe worden er wat dissen
tussen geworpen.
De muziek houdt op en er vindt druk
overleg plaats over het volgende nummer.
Karel heeft zich voor deze gelegenheid
een artiestennaam aangemeten.
“Obelixer, aangenaam, tot uw dienst,
ben eertijds in een ketel met spraakwater gevallen.”
Grachten Gordel Garde
Je noemt jezelf een moedercopuleerder
Ik vraag me af kan 't nog verkeerder
Rap er dan niet over maar penetreer 'r
Denk toch niet o die poes moet ik niet
Want ze is toch net zo als elke andere
griet
Murk
luistert onthutst naar de zojuist gevormde posse die inmiddels ineen Nederlandstalige versie
van Paranoid van Black Sabbath is losgebarsten en besluit dat
het misschien toch maar het beste is hen aan te gaan moedigen.
“Obelixer en de Osdorp Ozzy!”
Drie
dubbeldronken mannen maken zich los uit de stoeltjes op het terras
voor het Black&White-hotel op het Jan Hein Donnerplein.
Ze
zijn van mening dat hun moeder zojuist beledigd is, geven duidelijk
blijk van het feit dat ze ook geen hoge dunk van de muziek hebben en
gaan over tot het maken van ruzie.
“Hé zingende genitale wrat, moet
dat?!, die teringherrie!?”
De jongens hebben geen zin om hun
apparatuur in de waagschaal te stellen en beginnen in te pakken.
Karel lijkt de confrontatie wel aan te
willen gaan, maar Murk brengt hem tot bedaren.
Murk en Karel lopen in de richting van
het Jan Cremerplein en komen ineens tot de ontdekking dat Knor en
Unox in de bar van de Gijsbrecht zijn achtergebleven.
Murk gaat alleen terug, gelukkig
herkennen de portiers hem nog en blijken de zwijntjes nog keurig
vastgebonden aan de toog te liggen.
Het viertal loopt in de richting van de
flat van Edwina.
Karel blaast stoom af en legt
omstandig aan Murk uit wat zijn plannen zijn om de wereld te
veroveren.
“Ik wil brute taal over de
koopzondeval na de ontmaskering van de windhandelaars voortbrengen en
daarmee de wereld opzadelen en er dan mee door het universum
galopperen.”
Murk werpt tegen dat Karel met al zijn
fraaie teksten geen penning verdient en dat zelfs muzenzonen niet van
de wind kunnen leven.
Karel wuift alle bezwaren weg.
“Het kan mij niet deren, we zijn
immers niet meer dan de som van een aantal snel bewegende deeltjes,
met een heleboel niets daartussen.”
Karel ontvouwt zijn nieuwste plannen,
hij wil als rapper aan slamdichtersavonden deel gaan nemen.
Hij beschrijft hoe hij zijn opkomst
voor ogen heeft.
“Dan bestijg ik omringt door schaars
geklede vrouwen het podium, word door hen uit mijn cape geholpen, ze
reiken me mijn teksten aan en vlijen zich dan aan mijn voeten.”
Murk denkt aan de oudtestamentische
Jozef die droomde dat hij een korenschoof was en veertig korenschoven
voor hem zag buigen.
Hij kijkt opzij en doet erg zijn best
om Karel als 'prima don' te zien.
Murk weet dat Karel in dronken staat
niet erg open staat voor goede adviezen en besluit daarmee te wachten
tot deze enigszins is ontnuchterd.
Eens zal hij wel stoppen met drinken
omdat het bier of het geld voor het bier op is.
Voorlopig heeft Karel echter nog niet
genoeg gedronken.
Hij duikt een avondwinkel in en
trakteert Murk op bier en zijn volgende briljante invallen.
“Je zou je kunnen laten sponsoren,
als je tenminste bereid bent sluikreclame te maken.”
“Door zinnen als deWehkampjes
zaten thuis bezorgd te wachten in je teksten te verwerken.”
“En als je na je eerste boek nou een
tijd niets van je laat horen zullen je lezers zo smachten naar je
volgende werk dat ze daarvoor naar de boekhandels zullen rennen.”
Murk probeert Karel in te tomen, hij
maakt hem er op attent dat hij zijn eerste boek nog niet eens heeft
voltooid en dat het maar de vraag is of het ooit wordt uitgeven.
Karel heeft ook daar al een oplossing
voor paraat.
“Je stapt gewoon de kantoortoren van
een uitgeverij binnen en gijzelt het personeel tot ze je typoscript
hebben gelezen en een contract geven.”
“Dan heb je ook meteen je gratis
publiciteit.”
De stemming van Karel wordt allengs
iets minder vrolijk doordat met de grote hoeveelheid drank die naar
zijn hoofd is gestegen nu ook zelfverwijten aan de oppervlakte
treden.
Murk deelt mee dat het volgens hem
allemaal wel mee valt.
Karel komt eindelijk een beetje tot
rust en dat geeft Murk de kans om een anekdote over de kortste
recensie die ooit over een boek is geschreven te vertellen.
“De schrijfster Ina Boudier-Bakker
had een boek met de titel de klop op de deur geschreven en de
scribent schreef daarover: “niet opendoen!”
Karel wordt weer iets vrolijker en
begint te vertellen over een
interview dat Gerard Kornelis van het Reve ooit aan een redacteur van
een schoolkrant gaf.
“De scholier vroeg de volksschrijver
of hij dacht dat God bestaat.”
Karel raakt de draad kwijt en pauzeert
om een slok te nemen.
Als hij het antwoord 'dat heeft God
toch niet nodig' eindelijk uit zijn geheugen heeft opgedolven, gaat
hij in een moeite door met de twijfels die hij over de zin van zijn
eigen bestaan heeft.
“Als
ik te veel drink ben ik altijd bang dat er aan mij een goede
schrijver verloren gaat, als ik veel dicht is het net andersom.”
“Ze
zullen niet weten wat ze op mijn grafsteen moeten zetten, 'hier ligt
een kloeke drinker' of 'hij was een groot poëet'.”
Ongemerkt zijn Murk en Karel het punt
waar de laatste af had moeten slaan om de kortste route in de
richting van zijn huis te nemen gepasseerd.
Murk moet rechtdoor om Knor en Unox
veilig thuis af te leveren en Karel maakt zich op om op zijn schreden
terug te keren.
Op de valreep herinnert Karel zich dat
hij iets van het boekenbal heeft meegenomen.
Terwijl hij het voorwerp opdiept
verklaart hij waarom hij het ding in zijn zak heeft gestopt.
Murk is bekend met de traditie om aan
het einde van het bal de versieringen mee te nemen, maar hij
betwijfelt ten zeerste dat een pijp met de initialen H.K.V. M. bij
het thema van dit jaar hoort en deelt dit denkbeeld met Karel.
Karel haalt zijn schouders op, aan het
feit dat hij dan waarschijnlijk iemands eigendom heeft ontvreemd kan
hij nu ook niets meer veranderen.
Hij stopt de pijp weer terug en neemt
nukkig afscheid.
Murk gaat op weg naar de flat van
Edwina en laat Knor en Unox de koers bepalen.
Tom America's muzikale bewerking van Jan Hanlo's 'De Mus'
Zonder
wier raadgevingen en correcties Seizoensgebonden nog vol met foutjes,
die je als schrijver in je eigen werk nu eenmaal over het hoofd ziet,
zou staan.