t.g.v. de 6e sterfdag van Gerard Reve 8 April 2012
De Zomer van Levi Leipheimer hst 2
Over literatuur, haar en lamaspuug
Ruud
is iemand die wel eens een boek heeft gelezen en waar Murk dus soms
een niet al te oppervlakkig gesprek over literatuur mee kan voeren.
Vandaag
begint Murk de tweespraak met een sneer naar het dunner wordende haar
van Ruud.
‘Je
wordt wat kaal, maar daar bestaat tegenwoordig een probaat middel
tegen, het spuug van een Peruaanse lama.'
´Doordat
die op grote hoogte leven ontwikkelen ze een bepaald enzym in hun
speeksel.'
Ruud
heeft um nog niet door.
'Beter
kortharig dan langdradig!'
Murk
vervolgt zijn betoog.
‘Maar
dan moet je wel Peruaanse hebben met de Ecuadoraanse werkt het niet.'
Ruud
begint in de gaten te krijgen waar Murk met zijn gelul naar toe wil.
‘Oudehoer!,
jij hebt de Avonden van Reve gelezen!'
Murk
bevestigd dat dit inderdaad het geval is.
‘Ja,
onlangs opnieuw en ik moet zeggen dat ik het nu een stuk beter vind
dan toen ik het op m' n achttiende voor de eerste keer las.'
Harry
mengt zich in het gesprek.
'Jij
leest veel hè Murk?'
Murk
zwakt de bewering af.
'Mwa,
wat is veel?'
Karel
lacht.
'Nou
je zou er zomaar literatuureluurs van
kunnen worden.'
Ruud
en Murk laten Eddy, Harry en Karel met de
overgebleven blikken bier op het bankje achter
en lopen
in de richting van het Wolkerspark.
Karel
slaakt een zucht van verlichting.
'Wat
multilult die Murk toch
altijd veel hè!'
Bij
de JanCampert op het Bernlefpad is gelukkig nog genoeg bier
verkrijgbaar.
Murk
en Ruud maken driftig gebruik van deze gelegenheid en
installeren zich op een bank tegenover het Indisch Theehuis op
het HellaHaassepad.
Murk
vertelt dat hij die ochtend is begonnen met het schrijven van z'n
eerste boek.
Ruud
kijkt bedenkelijk.
'En
lukt het een beetje?'
'Nou
ja dat gaat wel’, antwoordt Murk, 'en over Reve gesproken', 'ik
voltooi natuurlijk geen enkele bladzij zonder er aan te denken dat Gerard Reve
ooit heeft gezegd
dat hij geen enkele bladzijde voltooide zonder daarbij aan Nescio te
denken.'
Herfstval hst 7
Over
koud bier, blasfemie, starende koeien en de majesteit
De herfst
is halverwege.
Het is
een dag met weinig nieuws.
Het enige
bericht dat Murk in de ochtendkrant is opgevallen is dat over Wilma
Nanninga.
Uit
welingelichte kringen is vernomen dat zij een liefdesbaby van clown
Bassie zou zijn.
Murk gaat
op weg naar de Vondelkerk.
Hij loopt
met zijn hoofd in de wolken die vandaag wel heel erg laag hangen.
Om de
paar minuten moet hij zijn bril droog maken omdat er een film van
kleine
waterdruppeltjes
op wordt achtergelaten.
Later
deze dag zal de koningin de eerste steen voor een nieuwe prachtwijk
komen leggen.
Het
gerucht gaat dat het misschien wel het laatste openbare optreden van
Beatrix als
vorstin
zal zijn en dat wil hij meemaken.
Karel en
Ruud zitten al op de eerste rang op het bankje voor de Vondelkerk.
Murk
voegt zich bij hen.
De
overkant van de gracht is door de mist nog niet zichtbaar.
Al bier
drinkend praat het drietal over de discussie die is ontstaan over
artikel 147 van de
grondwet
betreffende de godslastering.
Karel
vraagt zich af of God nu straffeloos beledigd mag worden.
Murk
weet het ook niet meer.
'Waarschijnlijk
alleen als je er zeker van bent dat ie niet bestaat, je weet anders
maar nooit hoe hij je nu of later in het hiernamaals voor je zonden
straft.'
Ruud
meent dat je toch maar beter niets over God en de geheime openingen
van ezels kan zeggen.
'Als
je nu zoiets als Gerard Reve in ’66 zou schrijven krijg je vast
veel gedonder met de Partij voor de Dieren.'
Karel
filosofeert door.
'Misschien
is God wel een homoseksuele, zwarte, Joodse, vrouw, maar als je dat
tegenwoordig durft te zeggen krijg je voor je het weet zo al vier
aanklachten aan je broek.'
Murk
vertelt dat hij de vorige avond Lieuwe van Gogh, de 17-jarige zoon
van Theo in een actualiteitenprogramma heeft gezien.
'Er
werd hem gevraagd wat hij later als hij groot is zou willen worden.'
'Hij
antwoordde dat hij een klein dik vervelend mannetje zou willen zijn.'
Karel
schaterlacht.
‘Willen
we dat niet allemaal.'
Ruud
meldt dat hij het er volmondig mee eens is.
‘Daar
zou dus gewoon een kerk voor moeten zijn, geen linkse of rechtse,
maar een voor kleine dikke zuipende rokende mannen met een grote
mond.'
Karel
vindt het een mooie gedachte en theologiseert nog wat verder.
‘Maar
die moeten voor hun nutteloze leven hier dan in de hemel ook wel
tweeënzeventig maagden toebedeeld krijgen.'
Murk
voegt ook nog maar wat aan het blasfemische gekraai toe.
‘Hele
generaties kleine, dikke, vervelende, zuipende, rokende mannetjes
kijken op u neer.'
Er
valt een stilte.
Er
loopt een pastoor voorbij.
Karel
staat op en begint op luide toon een van zijn gedichten te
declameren.
God
God
is hot
Godgloeiende
GodGodGodGodGgodGodGodGodGod
God
is hot
De
pastoor verdwijnt geschrokken in de richting van de
KeesFensKathedraal.
Ruud
verhiklacht zich.
Karel
neemt een laatste slok en gooit het zijn blik in de afvalbak.
‘God
schijnt wonderen te kunnen verrichten, maar daar heb je verdomd
weinig aan als je in de regen op een trolleybus staat te wachten.'
‘Jezus
Chrysler, jullie weten toch ook wel dat tegenwoordig alleen de auto
nog heilig is.'
Murk
wil nog inbrengen dat Jezus in het jaar vier voor Christus geboren
schijnt te zijn en derhalve zijn tijd toch best wel ver vooruit was,
maar op dat moment wordt het gesprek onderbroken door twee stillen,
agenten in burger.
Stillen
zijn altijd gemakkelijk te herkennen, meestal aan hun schoenen, maar
dan toch vooral aan het feit dat ze niet in uniform zijn.
Zij
willen de identiteit van de heren controleren in verband met het
aanstaande bezoek van de majesteit.
De
politiemannen besteden deze keer geen aandacht aan het alcoholgebruik
van het drietal, ze mogen rustig op de bank blijven zitten.
De
agenten lopen lachend door, een van hen maakt een badinerende
opmerking over het uiterlijk van het troepje.
‘Het
zijn slechts bedelaars.'
Murk
vertaalt de constatering in gedachten in het Frans en grinnikt zacht
met hen mee.
Terwijl
de mist langzaam oplost worden de activiteiten die zich aan de
overkant van de Vondelgracht afspelen zichtbaar.
Op
het moment dat de vorstin op de hoek van wat de NaemaTahirstraat en
YasmineAllasstraat moet worden een met mortel bedekte steen in de
fundering drukt valt het Karel op dat er een klein bureaucratisch
blundertje is gemaakt.
Er
is verzuimd om de laatste koeien uit het weiland te verwijderen.
Hij
geeft op dichterlijke wijze commentaar op de aanwezigheid van de drie
starende grazers.
‘In
een poëtische bui loopt hare doorluchtige hoogheid met verwarde
haren langs tochtige koeien en denkt: ‘ach, het is me komen
aanwaaien, maar het ging mij toch altijd voor de wind’
Meteen
na de plechtigheid stapt het staatshoofd in een blauwe auto die met
piepende banden wegscheurt.
‘Ze
zou toch ook nog met de burgemeester en de toekomstige bewoners gaan
lunchen’ vraagt Murk zich hardop af, dat stond tenminste vanmorgen
in de krant.'
Karel
en Ruud weten het ook niet, zij zijn eigenlijk ook veel meer in de
inhoud van hun blikjes bier geïnteresseerd.
Het
feest aan de overkant gaat ook na het vertrek van hare hoogheid in
alle hevigheid door.
Ruud
deelt mee dat hij niets meer aan de feestelijkheden kan bijdragen en
kondigt zijn vertrek aan.
Karel
staat ook op, leegt zijn blik en sluit zich bij hem aan.
‘Minister
Vogelaar wil de bouw van elk nieuw schitterend stadsdeel vieren
zolang het nog kan en weet nog steeds niet van wijken.'
Murk
blijft peinzend achter.
Herfstval hst 14
Volwassen Voltooid Verleden Tijd
Volwassen Voltooid Verleden Tijd
De avond sleept zich
voort.
Het geschiedenisprogramma HedendaagsVerleden staat op het punt te beginnen.
Murk neemt plaats voor de
televisie.
Het onderwerp van de
uitzending is de stad Polderploeg die dit jaar zijn dertig jarige
bestaan viert.
De nieuwe gemeente werd
indertijd de stad van de toekomst genoemd.
De regering had in die
jaren plannen om Louloenen af te breken en een nieuwe hoofdstad in
het midden van het pril gewonnen land te creëren.
De bewoners zouden zich
daar in plaats van met auto's en fietsen op rolschaatsen moeten gaan
voortbewegen.
Voorspellen is moeilijk,
vooral als het om de toekomst gaat.
Een inmiddels bejaarde man
die in een ver verleden futuroloog is geweest wordt gevraagd of het
de bedoeling was om van Polderploeg een mooie stad te maken.
Voordat de man de kans
krijgt de oorspronkelijke intentie uit zijn geheugen op te diepen
geeft Murk het antwoord.
'Duh, nee ze waren van
plan er een verschrikkelijke rotstad van te maken, maar dat is helaas
niet helemaal gelukt.'
De voormalige stadsplanner
drukt zich toch net iets anders uit.
'Het moest een stad
worden om in te wonen, niet om naar te kijken.'
Een oud-bewoner vertelt hoe zijn huwelijk in Polderploeg kapot is gegaan en dat zijn kinderen
zich daar in hun pubertijd hebben dood verveeld.
Het herinnert Murk aan de
tijd dat zijn ouders van plan waren om met het hele gezin naar een
dorp in de buurt van Louloenen te verhuizen.
Wat hen een gezonde
leefomgeving voor het nageslacht leek was voor hem de moderne versie
van Dante’s Hel.
Ondanks het feit dat
Meerland slechts op minder dan tien kilometer ten oosten van de
hoofdstad lag vond adolescent Murk genoeg aanleiding om te dreigen
alle goede bedoelingen van ma en pa Hemelsoet te torpederen.
'Ik ga niet mee!'
De volwassen Murk
denkt genuanceerder en is van mening dat hij zijn standpunt nu toch
wel anders zou kunnen fulmineren.
Ach ja, hij wist toen niet
beter.
Wist nog niet hoe hij zijn
denkbeeld moest formuleren en had immers ook nog geen kennis genomen
van de wijze waarop Gerard Reve zijn jeugd in de tuinstad waar deze
zijn jongelingsjaren moest doorbrengen ooit heeft verwoord.
'Hij die hier opgroeit,
laat alle hoop varen.'
Ach, het is niet
anders.
Winterverleiding hst 4 II
Winterverleiding hst 4 II
Nader
tot Reve op weg naar het einde van het gebruik
Of de
rivaliteit tussen geluk en melancholie
Er
is een literaire bijeenkomst in de BBB naar aanleiding van
de vijfentachtigste geboortedag van Gerard Korrnelis van het Reve en
de uitgave van het boek Rivaliteit zonder einde van
Bernard Prakke.
Het
boek behandelt de animositeit tussen de volkschrijver en zijn
geleerde broer Karel.
Voordat
de voordracht gaat beginnen heeft Murk nog wat tijd over en die
gebruikt hij om alle open stukken van het hoofdstuk dat hij thuis
heeft geschreven bij te werken en zijn mail te lezen.
Maike
mailt Murk dat ze bij het lezen van fragmenten van zijn boek altijd
heimwee naar de grote stad krijgt.
Er
gebeurt dan wel veel meer in het grachtengordelghetto, maar er zijn
ook dagen dat Murk liever elders zou wonen.
Het
gras aan de andere kant van het land is immers altijd groener en dat
geldt in het bijzonder voor Fryslân.
Murk
sluit niet uit dat hij daar nog wel eens een huis zal gaan kopen om
rustig te kunnen schrijven.
Dan
moet zijn boek natuurlijk eerst nog wel een genadeloze 'pageturner'
worden waar een behoorlijk voorschot voor wordt betaald .
Gerard
Kornelis van het Reve heeft ook een periode in Fryslân doorgebracht.
Hij
woonde van 1964 tot 1971 in Greonterp, een buurtschap met
zevenentwintig inwoners.
Hij
leefde in die tijd samen met Teigetje en later ook met Woelrat in een
huis dat naar de naam Het Gras Huize Algra luisterde.
Twee
van zijn meest indrukwekkende boeken, Op weg naar het einde en
Nader tot U zijn hier geschreven.
Niettegenstaande
dat Reve meermaals meende te moeten opmerken dat hij het Frysk toch
meer een keelziekte dan een taal vond wist hij zich bij de lokale
bevolking redelijk geliefd te maken.
Dit
was mede te danken aan het feit dat hij in de plaatselijke kroeg veel
rondjes gaf.
Omdat
de andere helft van de rondjes meestal 'van het huis' waren grapte
Gerard vaak dat hij voor half geld dronk.
Na
afloop van die te gezellige avonden reed Reve dikwijls op zijn oude
brommer naar huis.
Vaak
in benevelde toestand en hij had hierdoor enigszins moeite daar behouden
weder te keren.
Meestal
was hij gedwongen eerst een aantal cirkels rond zijn erf te
beschrijven tot de benzine op was omdat hij niet meer in staat was de
motor af te zetten.
In
die tijd was de volksschrijver verwikkeld in een rechtszaak
wegens godslastering die bekend staat als het Ezelproces.
Landelijke
kranten plaatsten een onophoudelijke stroom ingezonden stukken van
een drietal lezers die tegen hem tekeer gingen over het beledigingen
van de Rooms-Katholieke kerk.
Reve
deed daar zijn beklag over tegen Simon Carmiggelt.
Simon
lachte.
'Ik
dacht dat die bij jou in loondienst waren.'
Murk
herinnert zich een andere anekdote uit die jaren.
Simon
Vinkenoog bezocht het noordelijke gedeelte van het land en werd
uitgenodigd een inleiding bij een dichtersbijeenkomst te houden waar
Reve de hoofdgast was.
Nadat
Vinkenoog de aankondiging ‘dit is Gerard Kornelis van het Reve en
naast hem staat God’ had uitgesproken ontstond er een vechtpartij
tussen de auteurs.
Terwijl
de zaal vol stroomt en er zelfs stoelen moeten worden bijgezet
ontrukt Murk nog maar een paar anekdotes uit zijn geheugen.
Toen
een gouden bruidspaar in het dorp hun jubileum vierde liet Reve een
grote hoeveelheid chocolaatjes, confetti en vaatjes cognac uit een
helikopter droppen en deelde het toegestroomde volk mede dat hij er
toch maar van had afgezien om ook nog eens op toeters te trakteren.
Murk
bedenkt zich dat Reve op dat moment waarschijnlijk al redelijk had
ingenomen.
'Vast
zelf al meer dan toeter genoeg.'
Op
een dag besloot Gerard dat hij graag een ouderwetse doodskist wilde
hebben.
Dat
zou de dood wel buiten de deur houden.
Toen
hij zich hiervoor bij de werkplaats van de plaatselijke kistenmaker
meldde werd deze juist op dat moment naar buiten gedragen.
De
oude man was zelf twee dagen daarvoor overleden.
Reve
trok wit weg, schafte uiteindelijk toch maar een kist aan en sliep
hierin regelmatig zijn roes uit.
De
lezing neemt een aanvang.
Voordat
Bernard Prakke wordt geïntroduceerd worden er een paar van Reve’s
gedichten voorgelezen.
Het
eerste is in 1962 geschreven na het overlijden van zijn moeder.
Droom
Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder,
eindelijk eens goed gekleed:
boven het woud waarin zij met de Dood wandelde
verhief zich een sprankelende stilte.
Ik was niet bang. Het scheen mij toe dat ze gelukkig was
en uitgerust.
Ze had kralen om die goed pasten bij haar jurk.
Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder,
eindelijk eens goed gekleed:
boven het woud waarin zij met de Dood wandelde
verhief zich een sprankelende stilte.
Ik was niet bang. Het scheen mij toe dat ze gelukkig was
en uitgerust.
Ze had kralen om die goed pasten bij haar jurk.
In
1965 toen Gerard nog het voornemen had der rest van zijn leven in
Greonterp te slijten schreef hij alvast een gedicht over zijn eigen
verscheiden.
Eind
goed al goed
Mijn
as wordt begraven op het kerkdorp te Greonterp.
De
mensen die komen kijken,
krijgen
met onbekrompen maat te drinken,
de
kinderen ook, dat staat geschreven.
Er
komt een houten kruis,
Waarop
te lezen valt: GOD IS LIEFDE,
Verder
niks.
Dan
komt de harmonie, en speelt een lied,
Langzaam
en vroom, met veel koper.
Als
er wel wolken maar geen wind is wordt de hemel een sluier van stilte,
er daalt iets neer dat veel lijkt op geluk.
Bernard
Prakke begint zijn betoog met af te geven op de journalist die het
gewaagd heeft in het Vrije Woord drie pagina’s aan de roman
Pijn van Beau van Erven Dorens te wijden.
'Deze
bladzijden hadden toch beter gevuld kunnen worden, er is immers
genoeg over betere schrijvers te melden.'
Prakke
verhaalt hoe hij ertoe is gekomen het boek te schrijven.
Hij
blijkt naast liefhebber van het werk van Reve ook zeer geïnteresseerd
te zijn in de verhoudingen tussen mensen.
Uit
de zaal komt de vraag of de broers Reve op latere leeftijd nog
contact hadden.
Prakke
vertelt dat dit niet het geval was.
'Gerard
was zelfs niet op de begrafenis van zijn oudere broer.'
Murk
neemt aan dat Karel dan ook wel niet op die van Gerard zal zijn
geweest.
Julius
Vischjager, hoofdredacteur van de eenmanskrant the Daily Invisible
struint door de zaal en maakt
foto’s van het aanwezige publiek.
Murk
blijft liever buiten beeld.
Nadat
Bernard Prakke zijn verhaal heeft afgerond wordt er een documentaire
vertoond over de tuinstad waar Reve, Johan Cruijff en Simon Vinkenoog
zijn opgegroeid.
Een
minder bekende ex-bewoner van de wijk vertelt over een familie
NSB-ers met een rode kat die tijdens de oorlog bij hem om de hoek
woonde.
Tijdens
de Hongerwinter sloeg de kat zijn slag in een naburig konijnenhok en
werd hiervoor gestraft.
Het
rode monster werd in een vuilnisbak opgesloten en werd om reden dat
brandstof in die tijden erg schaars was slechts op een zacht vuurtje
geroosterd.
Er
waren eertijds blijkbaar mensen die dachten dat ze met het afmaken
van een foute kat de bezetter een fikse klap konden toedienen.
De
lezing is afgelopen.
Murk
loopt denkend aan Reve, over het geluk en de zin van het leven in de
richting van de pont.
'Naar
verluidt heeft Reve in Fryslan de meest depressieve periode van zijn
leven doorgemaakt.'
Simon
Carmiggelt die zijn neerslachtigheid ook in drank smoorde vatte het
mooi samen: ‘het leven is één grote ellende als je er maar oog
voor hebt.'
Murk
prijst zich gelukkig dat hij nooit depressief is geweest.
Hij
heeft wel eens periodes gehad dat hij niemand wilde zien omdat hij
bang was dat iedereen zijn verslaving zou opmerken.
De
verhalen van zwaarmoedige mensen zijn van een andere categorie.
Zij
willen helemaal niets en zien alles slechts in een kleur.
Zwart.
Bij
Murk daalde het humeur pas onder het nulpunt als het geld om drugs te
kopen weer eens op was.
Hij
herinnert zich een dag uit de tijd dat hij nog zelfstandig woonde en
geen zin in visite had.
Zus
en zwager waren hem komen opzoeken en verschaften zich na langdurig
tevergeefs bellen toegang tot de woning met een reservesleutel.
Hij
wist niets anders te verzinnen dan zich in zijn werkkamer te
verstoppen.
Toen
hij door zijn zwager werd ontdekt moest hij wel uit de kast komen.
Er
was geen ontkennen meer aan.
Zijn drugsgebruik was niet onopgemerkt gebleven.
Ja,
hij had een probleem.
Na
het volgen van therapie werd de periode van zwaar drugsgebruik
afgesloten en kon hij een nieuwe start maken.
Als
je te veel je best doet om gelukkig te worden lukt dat niet.
Dan
loop je er als een ezel die een wortel voor zijn neus heeft hangen
achteraan.
De
mens die denkt vijf dingen nodig te hebben om een fantastische avond
te hebben voelt zich terneergeslagen als een van deze zaken
ontbreekt.
Is
er dan leuk gezelschap, lekker eten, een warme haard en fijne muziek
dan blijkt de wijn toch nog vergeten te zijn.
Terwijl
degene die plotsklaps door iemand wordt uitgenodigd en een eenvoudige
maaltijd in een warm huis krijgt voorgezet de avond van z'n leven
heeft.
Teveel
willen is de snelste weg naar het ongeluk
Marek
van der Jagt
( Gstaad 95-98)
Winterverleiding hst 8
Murk droomt van Reve
Dit is een zeer voorlopige versie.Er moet nog veel aan herschreven en verbeterd worden.
Hoofdstuk 8 is het derde deel van een drieluik dat zich op de dag voor en op beide Kerstdagen afspeelt.
In dit fragment is het de avond van tweede kerstdag.
Ma is al naar bed, Murk zet de tv die ze aan heeft laten staan af, gaat naar bed en droomt over een verre toekomst.
The future, Tommorow?
Well tommorows a long way off
The Shangri-las:the past, present and future
Arthur Butler, Jerry Leiber, George Francis Morton
Well tommorows a long way off
The Shangri-las:the past, present and future
Arthur Butler, Jerry Leiber, George Francis Morton
Murk zit alleen op de bank naar de film E.T. op tv te kijken.
Er
worden verwoede pogingen gedaan het buitenaardse wezen terug naar zijn
soortgenoten te sturen, blijkbaar is zijn verblijfsvergunning verlopen.
‘Can’t we beam E.T. Up?’
’No, this isn't science fiction, this is reality!’
Plotseling
klinkt er buiten gezang, Murk loopt naar het raam en ziet de hemel open
gaan, er vliegt een engel laag over, gevolgd door een heel leger van
hemelboden.
Ze roemen God: ‘Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen’.
Er
lopen herders in de tuin en er zijn enkele tientallen schapen, de engel
maakt een duikvlucht, het duister wordt doorkliefd door een hemels
licht.
Murk
loopt de tuin in om de herders te vragen wat ze daar te zoeken hebben,
de schaaphoeders bukken op tijd, maar Murk wordt verblind door de lamp
die de engel op haar helm heeft.
De kittige engel tilt Murk op en vliegt in een snelle vlucht met hem weg.
Onderweg
stelt de engel zich voor als Eartha, ze vertelt dat dit haar eerste
opdracht is en dat ze zijn vragen niet mag beantwoorden.
Na
een korte vlucht wordt Murk op een wolk achtergelaten, hij kijkt om
zich heen of hij misschien ergens een luchtkasteel ziet, maar dit blijkt
niet het geval te zijn.
De wolk lijkt stevig genoeg om zijn gewicht te kunnen dragen en Murk doet een paar voorzichtige stappen.
Als hij een tijdje heeft rondgelopen ziet hij in de verte de gestalte van een oude man op een roze wolk opdoemen.
De man wenkt hem en als Murk dichterbij is gekomen herkent hij Gerard Kornelis van het Reve.
‘Leuk
dat je bent gekomen, ik krijg hier nooit bezoek’ verwelkomt de
schrijver hem, ‘er is hier niets te doen en buiten de zon, de maan en de
sterren is er hier geen verlichting en dat maakt vooral de avonden erg
vervelend’.
Reve ziet het verschrikte gezicht van Murk en stelt hem gerust: ’niks aan de handa, voor jou is dit toch maar een droom.'
‘Heeft
u het niet koud? ‘, vraagt Murk, wijzend op het overhemd en het dunne
jasje dat de schrijver draagt, ‘u bent niet erg dik aangekleed’.
‘Dat heb je toch helemaal niet nodig als je zo'n warme persoonlijkheid bent zoals ik’ schertst Reve.
‘En bovendien kan je na je dood toch geen kou meer vatten.'
Reve kan Murk ook niet wijzer maken over de plaats waar ze zich thans bevinden.
‘Ik neem aan dat we in de hemel zijn, maar ze hebben me hier ook nooit iets over de gang van zaken verteld.'
Reve gesticuleert met een wijds zalvend gebaar om zich heen.
‘Ik weet niet wat jij ervan had verwacht, maar dit is echt alles dat er is.'
Murk
verklaart dat hij tot op dit moment niet echt in een hiernamaals heeft
geloofd, maar dat hij er wel enkele wilde theorieën over heeft bedacht.
‘Bijvoorbeeld
reïncarnatie, opnieuw beginnen met de verworven kennis in een nieuw
lichaam, proberen eerder gemaakte fouten te vermijden, zoals je een
computergame kan resetten.'
'Er wordt altijd over midlifecrisis gesproken, er zijn zelfs mensen die beweren dat ze een quarter life crisis hebben, maar het zou toch mooi zijn als je achteraf zou kunnen lachen over je third of sixth life crisis.'
‘Het
leven is als het spel ganzenbord, waar je af en toe een tijdje in de
put moet zitten, of een paar plaatsen terug wordt gezet en er dan aan
het einde achter komt waar alles goed voor was.'
Reve maakt een parafrase op een van zijn uitspraken over het hiernamaals.
‘Ik
vond het leven al fantastisch en dan nu het eeuwig leven hier, ik zit
me nu de hele tijd al af te vragen waar ik het eigenlijk allemaal aan
heb verdiend.'
‘Ik vond het leven al het einde en dacht dat het einde nog verrassender zou zijn’, kniesoort Murk,’ wat een deceptie!'
Reve staat op, loopt naar een minibar en vraagt of Murk wellicht ook iets wil drinken.
‘Ik
heb alleen rode wijn en bessen-appel, dat is een frisse fruitdrank, die
heb ik altijd koud staan voor het geval mijn oude moeder hier op een
dag nog eens opduikt.'
Reve haalt een fles wijn uit de minibar, er wordt geproost en Murk vertelt over de dementie van zijn moeder.
‘Dat is een hele nare ziekte’ onderschrijft Reve, ‘ daar heb ik zelf ook nog zeer onder geleden in mijn laatste aardse jaren.'
Op verzoek van Murk diept Reve het gedicht Roeping
uit zijn geheugen op, het komt er zonder haperen uit, het is alsof de
schrijver het pas gisteren in plaats van in 1973 heeft geschreven.
Roeping
Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar
verlamde oude mensen wast, in bed verschoont,
Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar
verlamde oude mensen wast, in bed verschoont,
en eten voert,
zal nooit haar naam vermeld zien.
Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij
vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert,
ziet 's avonds reeds zijn smoel op de tee vee.
Toch goed dat er een God is.
Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij
vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert,
ziet 's avonds reeds zijn smoel op de tee vee.
Toch goed dat er een God is.
‘Het
is maar goed dat er hier geen God is’, bromt Murk, ‘ik zou ik weet niet
wat doen om Hem voor eens en voor altijd duidelijk te maken dat het
echt van geen kant deugt om mensen met zo'n verschrikkelijke aandoening
op te schepen.'
‘Veel goeds zal het wel niet zijn’ oordeelt Reve en nipt aan zijn wijn.
Murk
maakt van de gelegenheid gebruik om te vertellen dat hij ook een beetje
schrijft, de volksschrijver geeft hem een handige tip.
‘Bewaar de papiertjes waar je aantekeningen op hebt gemaakt, die kan je altijd nog aan het literatuur-museum verkopen.'
Reve schept op hoeveel geld hij wel niet heeft verdiend doordat zijn boeken verfilmd werden.
‘Als er dan ook nog een game van wordt gemaakt verdien je tegenwoordig nog een stuk meer’ repliceert Murk.
‘Kijk
je wel uit dat je niet te veel drinkt of drogerende middelen tot je
neemt’, betwetert Reve, ‘anders kom je helemaal niet meer aan schrijven
toe.'
‘Ja het leven is verlokkkkkelijk!’ valt Murk hem bij, ‘ik weet er alles van.'
Murk vertelt over de fouten die hij eerder in zijn leven maakte, Reve schudt zijn hoofd en geeft een vaderlijke raad.
‘Je hebt je orgasmen van seconden, drugskicks van minuten, de fifteen minutes of fame van Andy Warhol, your finest hours, de dag van je leven, zeven vette jaren, maar je kan beter kinderen verwekken of een boek schrijven, daar kan je een leven lang van genieten.'
‘En
misschien blijven anderen na je dood de boeken lezen en er van
genieten’ vult Murk aan, ‘wie schrijft die blijft, wie men nog leest is
aanwezig geweest’.
‘Dat laatste stukje heb je er zeker zelf bij verzonnen’ raadt Reve, ‘ik zou best iets van je willen lezen’.
‘U hebt zeker geen e-mail?’ vraagt Murk tegen beter weten in,’dan zou ik u iets kunnen opsturen.´
Reve schudt zijn hoofd, ‘er is hier helemaal niets, zelfs geen mooie jonge engeltjes met geheime openingen’.
Murk vertelt over de inhoud van de drie Kersthoofdstukken waar hij op het moment mee bezig is.
Reve is verrast dat Murk hun ontmoeting in het derde hoofdstuk wil gebruiken.
‘Het
is een leuk idee’, zegt hij peinzend, ‘een mooie wintervertelling over
een moeder, een zoon en een oude schrijver die de geest heeft gegeven’.
‘Vindt u het niet een beetje vergezocht?’ informeert Murk.
‘Het
maakt niet uit dat sommige gedeelten verzonnen zijn’, doceert
Reve,’echt gebeurd is geen excuus, de enige taak die je als
fictieschrijver hebt is een spannend verhaal schrijven’.
‘Het
kost me behoorlijk wat moeite de Kersthoofdstukken te voltooien’
verzucht Murk, ‘het is moeilijk van zo`n lang stuk tekst een kloppend
geheel te maken, ik zal blij zijn als het is volbracht’.
Reve loopt naar de minibar, opent een nieuwe fles wijn en schenkt de glazen vol.
‘Ik kan je niets te eten aanbieden, men gaat er hier van uit dat men na de dood niets meer pleegt te eten.'
‘Dat maakt niet uit, ik heb geen honger’ antwoordt Murk, ‘ik heb vanavond al hemels gegeten bij vrienden in Fryslân.'
Reve vraagt gierig naar het nieuws uit de wereld der levenden, Murk vertelt hem over de laatste ontwikkelingen op aarde.
‘China heeft tegenwoordig meer in de melk te brokkelen, dat heeft helaas nogal wat baby’s het leven gekost’.
Reve vraagt lachend hoe het met Mulisch is.
‘Heeft ie de Nobelprijs al gekregen?'
Als Murk de vraag ontkennend beantwoordt schatert de schrijver het uit.
‘Mulisch is vullis!'
Murk completeert het adagium.
‘Reve dat is pas leven!'
Reve wil ook graag weten of de laatste kerken al zijn opgedoekt.
‘Nee, dat valt behoorlijk tegen, sommige kerken zijn voller dan ooit, men gelooft tegenwoordig de gekste dingen’.
Murk
vertelt over de nieuwe paus, die in de kerstnacht heeft opgeroepen om
kindermisbruik te voorkomen en de wereld wil redden van homoseksuelen en
transseksuelen.
‘Poe
poe, nou nou, het is me wat, die durft’ brult Reve, ‘die Jan Klaassen
is zelf het hoofd van de grootste poppenkast met ontuchtige
marionetten.'
Als Murk Reve over de dood van Harold Pinter vertelt, pinkt de volksschrijver een traantje weg.
‘Die man kon zo mooi schrijven, ik heb zijn Verjaardagsfeest nog vertaald, een schitterend stuk over de levensangst van een groep mensen in een kleine ruimte’.
De maan breekt tussen de wolken door, Reve en Murk strekken hun benen, er wordt een eiland zichtbaar.
‘Dat is het enige uitzicht op de wereld dat ik hier heb’ klaagt Reve, ‘God mag weten welk eiland dat is’.
‘Sark!’ roept Murk uitbundig, ‘daar heb ik pas een documentaire over gezien’.
Beide mannen hebben het gevoel dat de droom niet lang meer kan duren en beginnen afscheid te nemen.
‘Een zenuwlijder als ik zul je nooit worden’ palavert Reve, ‘maar de goede wil is er’.
Reve doet Murk nog een idee voor de naam van zijn Kerstverhaal aan de hand.
‘Noem het ik droomde van Reve, met mijn naam verkoopt het beter en het klinkt ook goed als het in het Frans wordt vertaald’.
Murk lacht en verzekert de oude schrijver dat hij het in overweging zal nemen.
‘En blijf dwars’, raadt Reve Murk aan, ‘de Bijbelse ezel in de kerststal gooide immers zijn kont al tegen de kribbe.´
Murk
belooft dat mocht hij ooit op audiëntie worden ontvangen bij de paus
zal klagen over de behandeling die de schrijver in de hemel te beurt is
gevallen.
‘Bedankt lieve jongen, doe mijn groeten aan je moeder, en ga moedig voorwaarts!’.
Murk
wordt wakker, hij ligt gewoon in bed een terugreis per engel is hem
bespaard gebleven, de kerkklokken van de GodfriedBomanskathedraal
luiden.
Murk telt de slagen, tien, hij kijkt op de wekker naast het bed, hij heeft twee slagen gemist.
Het is middernacht.
Kerst is voorbij.
Winterverleiding hst 9 II
Het is middernacht.
Kerst is voorbij.
Winterverleiding hst 9 II
Wat vooraf ging:
Jacqueline,
de zus van Murk is jarig.
Murk
heeft een IKEA-kast gekocht en begeeft zich hiermee op weg naar de
viering van haar verjaardag.
Station
Walden-Centraal.
Murk
wringt zich met de schoenenkast uit de trein en belt zijn zus omdat
hij geen zin heeft om met het gevaarte ook nog eens bus of taxi te
moeten nemen.
De
auto van Jacqueline rijdt voor.
Met
enige moeite lukt het Murk het pakket tussen achterklep en
bestuurderszitting te positioneren.
De
rit naar huize de Mol kan worden aanvaard.
Murk
kijkt toe hoe zijn zus het papier kapot scheurt.
Ze
is dolblij met haar cadeau.
'Een
Imelda!!!!'
'Daar
kan ik mooi de schoenen in kwijt die ik volgende week ga
kopen.'
Terwijl
broer en zus op de gasten wachten leest Jacqueline de hoofdstukken
die Murk de laatste tijd heeft geschreven en velt haar oordeel.
'Het
is wel weer heel erg over de top, nu verzin je er zelfs dode
schrijvers bij.'
Murk
glimlacht.
'Als
Tolstoj zich in Oorlog en Vrede in het gedachtegoed van een
paard kan inleven mag ik toch ook wel een ontmoeting met Gerard Reve
creëren?'
Jacqueline
grinnikt.
'En
je hebt dat stuk over die engel gewoon uit de Bijbel gekopieerd, dat
is toch gewoon het kerstverhaal.'
Murk
rechtvaardigt zich.
'Dat
maakt niks uit, daar zit toch geen copyright meer op.'
Winterverleiding hst 11 I
Over blurbs en een volksschrijver
Murk hoopt dat het zijn jaar zal worden, het jaar dat zijn eerste boek voltooid en uitgegeven wordt.
Hij denkt alvast na over een blurb, de wervende tekst op de achterkant van een boek die dient om mensen aan te sporen het boek te gaan kopen.
Gerard
Kornelis van het Reve heeft eens een brief die hij zogenaamd van een
enthousiaste arbeider had ontvangen op de achterkant van een van zijn
romans laten zetten.
Murk
bedenkt zich dat het jammer is dat hij bij zijn recente ontmoeting met
de volkschrijver geen pen en papier bij zich had, wellicht had hij hem
dan kunnen vragen iets voor de achterflap van zijn binnenkort te
publiceren boek te schrijven.
´Als
ik dit boek bij de Slegte zou aantreffen, voor een bedrag dat de somma
van twee Gedogiaanse florijnen niet overschrijdt, zal ik geen moment
aarzelen mij hier een exemplaar van aan te schaffen.'
Lentebal hst 3 III
God,
drank en poëzie of de zin van het bestaan
Karel
begint te vertellen over een interview dat Gerard Kornelis van het
Reve ooit aan een redacteur van een schoolkrant gaf.
'De
scholier vroeg de volksschrijver of hij dacht dat God bestaat.'
Karel
raakt de draad kwijt en pauzeert om een slok te nemen.
Als
hij het antwoord 'dat heeft God toch niet nodig' eindelijk uit zijn
geheugen heeft opgedolven, gaat hij in een moeite door met de
twijfels die hij over de zin van zijn eigen bestaan heeft.
'Als
ik te veel drink ben ik altijd bang dat er aan mij een goede
schrijver verloren gaat, als ik veel dicht is het net andersom.'
'Ze
zullen niet weten wat ze op mijn grafsteen moeten zetten, hier ligt
een kloeke drinker. of hij was een groot poëet.'
Schrijverbestevaertje (vier fragmenten)
Kort verhaal geschreven n.a.v. de dood van Harry Mulisch
----------------------------------------------------------------------------
Zie ook Gerard Reve:
Bloemlezing van aforismen, gedichten, citaten en anekdotes betreffende de grote volksschrijver.
http://seizoensgebonden.blogspot.com/2012/04/gerard-reve.html
Murk kijkt het programma College Tour waarin Mulisch te gast is terug.
Dan
komt er een jonge man aan het woord die zichzelf tot opdracht had
gegeven alle romans van Mulisch voor zijn zestiende te lezen, hij heeft
deze leeftijd inmiddels bereikt en de boeken inderdaad allemaal gelezen
en is daar nog trots op ook.
'Ja, ik dacht dan heb ik tenminste iets bereikt.'
De
jongeling maakt gewag van het feit dat hij nu aan het oeuvre van Gerard
Kornelis van het Reve is begonnen, dus misschien komt het nog wel goed
met hem.
--------------------------------------------------------------------
Murk en Karel hebben op de dag van de uitvaart van Mulisch op het Leidseplein afgesproken en ontmoeten elkaar voor de Stadsschouwburg.
Murk bericht zijn drinkebroer dat hij op weg naar het plein toch zeker vijf keer gemeend heeft dat hij Harry Mulisch zag lopen.
Karel smaallacht: 'Dat is weer eens wat anders dan het Jeruzalem-syndroom, of dat het je bijvoorbeeld opvalt hoeveel rode fiatjes er wel niet rond rijden als je net zelf zo'n auto hebt gekocht.'
Het Jeruzalem-syndroom is een psychische aandoening die optreedt bij religieuze ervaringen.
Het beeld van deze geestelijke storing
loopt uiteen, er kan sprake zijn van wanen of andere psychotische
verschijnselen, obsessieve ideeën of identificatie met bepaalde
personen.
De gemeenschappelijke factor hierbij is
dat de verschijnselen verband lijken te houden met een bezoek aan het
religieuze centrum Jeruzalem, maar de naam van het syndroom is niet
helemaal correct, omdat vergelijkbare verschijnselen zich ook in andere
Godsdienstige centra zoals bijvoorbeeld Mekka, Lourdes en het
Ganges-gebied voordoen.
Karel zegt lachend dat het hem meevalt
dat Murk de volksschrijver Gerard Kornelis van het Reve nog niet op de
donkere wolk die inmiddels boven het plein hangt heeft waargenomen.
'Maar dan zou hij ook wel al te ver van zijn huidige standplaats boven het eiland Sark zijn afgedreven.'
Murk waarschuwt Karel zijn neiging tot scherts enigszins te beteugelen.
'Daar moet je niet mee spotten, voor je het weet word je door een bliksemschicht getroffen.'
Karel stelt Murk gerust.
'Daar hoef je niet bang voor te zijn, God heeft het op dit ogenblik vast veel te druk met Harry.'
Murk ruimt het misverstand dat er in Karel's geestelijke beleving bestaat uit de weg.
'Ik bedoelde eigenlijk meer de toorn van Reve die op je zou kunnen neerdalen'.
-----------------------------------------------------------------------------------
Het stoffelijke overschot van Harry Mulisch wordt in een rondvaartboot over de Amstel naar begraafplaats Zorgvlied vervoerd.
Karel en Murk volgen de uitvaart vanaf de oever.
Daar komt het uitvaart-flottielje al om de bocht, voorop vaart de politieboot genaamd de Waterrat, Murk spreekt zijn leedwezen uit over het feit dat de Woelrat niet voor deze operatie is ingezet.
'Dan was deze gelegenheid ook nog een beetje leuk voor Gerard Kornelis van het Reve geweest.'
----------------------------------------------------------------------------
Na afloop van de begrafenis van Mulisch
Karel en Murk openen nog een blik bier en roemen de mooie plechtigheid die zij die middag hebben bijgewoond.
'Nou dat was een mooie begrafenis voor ons Schrijverbestevaartje.'
'Nee het was zeer zeker geen dooie boel.'
'Dat was het dan, nu is de laatste van de grote vier ook dood.'
Murk is de tel even kwijt, maar Karel somt op.
'Willem
Frederik Hermans, Gerard Kornelis van het Reve en Harry dan, maar ze
vergeten Jan Wolkers altijd, het lijkt wel of zijn naam net als die van
Jaweh nooit mag worden uitgesproken.'
Het volledige verhaal Schrijverbestevaertje:
http://seizoensgebonden.blogspot.com/2011/06/schrijverbestevaertje.htmlZie ook Gerard Reve:
Bloemlezing van aforismen, gedichten, citaten en anekdotes betreffende de grote volksschrijver.
http://seizoensgebonden.blogspot.com/2012/04/gerard-reve.html
Meer fragmenten uit Seizoensgebonden vindt u hier
Geen opmerkingen:
Een reactie posten