Murk haalt bier en gaat op een bankje aan de RolandHolstgracht zitten.
Op het bankje naast hem zit een meisje van de zon en de muziek op haar ipod te genieten.
Ze is te mooi om echt te zijn, haar pumps glijden van haar voeten en onthullen teennagels met lichtroze nagellak.
Het stipje dat op de nagel van de kleinste teen is aangebracht is kleiner dan een lieveheersbeestje.
Haar voeten en hoofd swingen mee met de voor de rest van het universum onhoorbare muziek.
Murk bedenkt dat hij zou willen dat hij schrijver was, dan zou dit moment mooi te beschrijven zijn, alsof je een foto maakt, maar dan zonder een camera te gebruiken waardoor de geportretteerde wellicht opgeschrikt wordt.
Als Murk even later op het A.F.Th. van der Heijdenplein nog een blikje bier opentrekt strijkt er een lieveheersbeestje op zijn knie neer.
Weer een van die dingen die hem al in geen jaren zijn overkomen.
Zacht zingend loopt Murk verder door de stad, hij heeft zijn beide benen op de grond, z'n neus in de lucht maar waant zich in de zevende hemel.
‘Mimimimi, de stemming zit er weer goed in.'
Murk loopt door, drinkt nog een biertje, zingt met een straatmuzikant mee, drinkt nog een biertje, denkt aan niets meer, niet aan ….., niet aan …….. en zeker niet aan ……., hij ziet slechts zonlichtstralende vrouwen.
Hij loopt maar verder, langs de Nesciolaan, de straat die wat Murk betreft vandaag best de mooiste plek van Europa mag worden genoemd.
Iets later, als hij ook niet meer precies weet waar hij domweg gelukkig loopt te zijn maakt de straat of staat waarin hij zich bevindt niets meer uit.
Meer fragmenten uit Seizoensgebonden vindt u hier
Geen opmerkingen:
Een reactie posten