Herbert
Spencer Weiser is er bijna helemaal klaar voor.
Nog
een paar minuten voordat zijn moment aanbreekt, een paar keer diep
ademhalen en de stropdas wat strakker aanhalen.
Hij
kijkt diep in de spiegel en spreekt zichzelf moed in.
“Je
kan het!”
Hij
werpt nog maar eens een blik op de portretten van zijn voorouders die
hij als extra morele bewapening in zijn werkkamer heeft opgehangen.
“Hadden
overgrootvader Eberhard en oudoom Adolphus toen ze emigreerden zich
ooit kunnen bedenken dat een van hun nazaten zo ver zou komen?”
“Toch
maar goed dat ik die studie heb afgemaakt.”
“Anders
was ik misschien schrijver of dichter geworden.”
“En
was ik nog steeds het zwarte schaap van de familie geweest en zou het
bedrijf waarschijnlijk niet meer bestaan.”
“Eat
your heart out, Heineken!”
“Dan
had ik in plaats van het volk in ferme oneliners toe te spreken nu in
lange fraaie volzinnen zitten te beschrijven hoe de armoe me kwelde.”
De
the
Star-Spangled Banner
beltoon overstemt zijn hardop uitgesproken gedachten.
Weiser
pakt zijn BlackBerry, leest het korte tekst-boodschapje en vraagt
zich af wat hij op “Bud zie ik je snel weer eens?” zal gaan
antwoorden.
“Voorlopig
beter even van niet?”
Of
er toch gewoon helemaal maar niet op reageren?
Een
klop op de deur onderbreekt zijn overpeinzing.
“Mevrouw
de President, het is zo ver!”
Weiser
loopt naar de deur, betreedt de gang, pakt de hand, knijpt er in, en
fluistert zacht in het oor van de voormalige miss-Missouri.
“Kimberly
here we go!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten